dinsdag 12 juli 2011

POEZIE II

Verschil tussen poëtische en verhalende teksten


  1. Thematisch onderscheid: in vroegere eeuwen hanteerde men een indeling van tekstsoorten, gebaseerd op thema's. Zo ontstond dan de driedeling epiek (1), dramatiek (2) en lyriek (3). Het was een indeling die zich beriep op poëtica's uit de antieke wereld, zoals die van Aristoteles die voorschreef waarover literatuur moest gaan. In die zin moest epiek dan gaan om heldhaftige thema's, drama moest conflicten uitbeelden, en het uitdrukken van gevoelens werd voorbehouden aan lyriek. Tegenwoordig wordt dit als een te dwingende, normatieve indeling gezien. Het stemt ook helemaal niet meer overeen met de soort literatuur die in de 20e en 21e eeuw geschreven wordt.

(1) Epiek is de verzamelnaam voor producten van verhalende literatuur, zowel in poëzie als in proza, waarbij de nadruk ligt op de beschrijving van een gebeuren.

(2) Dramatiek Het woord drama of dramatiek is afgeleid van het Griekse woord δράμα (drama) dat handeling betekent.

Als genre vertoont het drama talrijke afsplitsingen, waarvan de belangrijkste het blijspel en het treurspel zijn.

Sommigen verstaan onder "drama" in enge zin enkel het ernstige toneel.


(3) Lyriek is in de letterkunde de verzamelnaam voor alle zinnen en teksten waarin bepaalde gevoelens rechtstreeks worden verwoord.



  1. Formeel onderscheid: ook formele criteria waaraan een tekstsoort getoetst moet worden vooraleer het tot poëzie gerekend wordt, voldoen niet meer. Veel moderne poëzie rijmt bijvoorbeeld niet (een van de formele kenmerken waar vroeger wel belang aan werd gehecht) en ook een regelmatige versregelllengte en een strakke opbouw in strofen is bij moderne gedichten niet meer geldig. Andere kenmerken, zoals beeldspraak en andere stijlfiguren worden eveneens aangetroffen in prozateksten of in drama, zodat ze niet uitsluitend als kenmerk van poëzie kunnen gelden.
  2. Een inzicht dat vanaf de jaren 60 in Nederland en België dankzij het werk van progressieve dichters als Armando op de voorgrond kwam, was dat poëzie in een specifiek taalspel gestalte krijgt. Dit wil zeggen dat een gedicht pas een gedicht wordt door de communicatie tussen dichter en lezer; de functie van taal is dus afhankelijk van de situatie waarin ze uitgewisseld wordt. En van die situatie hangt het af welke rol taal krijgt toebedeeld. Het zijn de regels van het taalspel 'poëzie' (dat de lezer verondersteld wordt te herkennen) die bepalen wat de betekenis is: de referentiële taalsituatie. Met ander woorden: een lezer van poëzie weet dat woorden niet hetzelfde betekenen als in 'gewoon' taalgebruik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten