dinsdag 30 augustus 2011

complete ontroering

Interview Hugo Camps met Ramses Shaffy (2002)

dinsdag 1 december 2009 12:11

In 2002 hield Hugo Camps voor Elsevier een interview met Ramses Shaffy. Het werd een mooi, energiek en ontroerend gesprek met de gepassioneerde zanger, overleden op dinsdag 1 december 2009.

Ramses Shaffy overleed op 1 december 2009.Ramses Shaffy overleed op 1 december 2009.

Beluister hier een aantal liedjes van Ramses Shaffy

'Soms barst ik uit elkaar van vreugde en onzin'

De levensavond van Zanger Ramses Shaffy

Eind september gaat de documentaire Ramses in première, een film over zijn artiestenbestaan. Ook zijn een tentoonstelling en een cd met verzameld werk in de maak. Hoewel hij nu nog in een verzorgingstehuis zit, is hij niet uitgerangeerd. ‘Ik wil zelf ook weer het theater in, zingen, dansen, toneelspelen vooral.’

Indianenkreetje
'Patatipoesie.' De kreet galmt door het atrium in het Sarphatihuis. Niemand kijkt op, de suffende oudjes niet, de zusters niet, het in een rolstoel vastgeschroefde mannetje niet. Ramses heeft recht van spreken, van zingen en van spelen. En aan zo’n indianenkreetje tussendoor zijn ze in het verzorgingshuis al lang gewend.

'Ik kan het niet laten. Het is taal die in mij opborrelt, taal die niet bestaat, een parlando van mij alleen. Ik doe het altijd als ik word overvallen door een onbestemd gevoel. Een gevoel waarvoor ik geen woorden vind. Het heeft niets te maken met geluk, verdriet of verwarring en het is al helemaal geen signaal om aandacht. Het is een oerkreet naar mezelf toe.'

'Lwakisomasiááá.'

Een oud vrouwtje komt voorbijgesloft. Ze glimlacht wazig. Ramses Shaffy begroet haar met een pauselijk wuifhandje – handpalm naar binnen. De vertraagde motoriek ontroert. 'Waarom ik met de hand groet? Dan hoef ik niet te spreken. Ik sta in dit huis bekend als Rembrandt de Zwijger. Pardon, als Ramses de Zwijger.' Een Freudiaanse verspreking: hij giert het uit.

Zondagsgevoel
'Soms zwijg ik een hele dag. Dan kijk ik alleen maar. De eerste dag dat ik hier was, wist ik het al: dit huis is een wonder. Als ik opsta, denk ik: wat zou deze dag weer kunnen brengen? Terwijl er ogenschijnlijk weinig gebeurt. Maar dat is niet zo. Alleen al de opwinding van de dames voor de heilige maaltijd, dat zie je nergens. Geluk uit de braadpan, ja, is het niet prachtig? De maaltijd heeft hier nog de kracht van een zondagsgevoel, elke dag.'

'Het gevaar van het huis is dat je zou kunnen indutten. Daar waak ik voor. Dat zal mij niet gebeuren. Daarom wil ik ook weer naar huis, naar de stad, naar de Côte d’Azur. Elke ochtend kijk ik naar de jeugdsoaps op de televisie. Prachtig, prachtig. Ik zie dan meteen rollen die mij op het lijf geschreven zijn. De toekomst is aan de oudere acteurs.'

Waarom hij, nu alweer een goed jaar geleden, in het Sarphatihuis werd opgenomen, kan hij niet zeggen. 'Het gebeurde. Het lag in de loop der dingen. Er was iets niet helemaal goed met mijn geheugen. Te veel drank? Wie zal het zeggen? De mens is een wonderlijk wezen, hoor. Waar we ook zijn, de vrijheid houden we in eigen hand. Vrijheid is het hoogste goed. Ook in dit huis. De mensen zijn lief, de verzorging is prima, en iedereen laat mij mijn gang gaan. Ik vloei over van dankbaarheid.'

Kleine flesjes rode wijn
Wodka is uit. Hij drinkt nu kleine flesjes rode wijn. Kwartlitertjes. Deze middag is hij aan zijn vierde flesje toe. 'Prima wijn hoor, helemaal geen goedkoop spul. Ik ben een gelukkig mens. Ik mis niets. Die wodka komt wel weer als het in de loop der dingen zit. Gewoon afwachten. Afwachten is de kunst. Ik heb geen haast.'

In de laatste week van augustus werd hij 69. ‘Het was een fantastisch feest. De vrienden waren er en de kinderen van de vrienden. Ik heb veel doeken gekregen om te schilderen. En Kitty Courbois heeft mij een mobieltje gegeven. Op zondagmiddag krijg ik les in mobiel bellen van Kitty en van Joop Admiraal. Ik ben al aardig gevorderd. Maar verder heb ik hem nooit aanstaan. Ik ben toch het liefst onbereikbaar.

'Ze hebben me de hele tijd moeten vertellen dat ik 69 was geworden. Ik dacht 68, maar daar zat ik dus net in. Nou, dan is het maar 69. Ouder worden is een taak. Wat ik hier de hele dag om me heen zie, is niet gering. Wat de mensen allemaal moeten presteren om oud te worden, het is niet makkelijk hoor. Met al die ongemakken, begin er maar aan. Je krijgt hier wel een voorproefje van je ouwe dag.'

Geile opdonder
De grote kwajongen, de revolutionair en geile opdonder zoals hij zichzelf ooit kwalificeerde zit nu in pantoffels. Een ondraaglijk beeld. De tred is wankel, schuifelend ook. 'Ik heb last van een ontstoken been. Vandaar die pantoffels. Maar morgen ga ik schoenen kopen. Op pantoffels kan ik de stad niet in. Dat laat mijn ijdelheid niet toe. Mijn leven lang heb ik gedanst. Er zit een diepe kern van ritme en swing in mij. Jazzy, jáá! Weg met de pantoffels! Dames en heren, de tapdanser komt eraan.'

Hij verzinkt in een lange stilte. Kaarsrecht zit hij in de stoel. Kees Fens zag het goed: een neo-gotische figuur. De haren zilvergrijs, de ogen zacht, de wangen glimmend in het licht van de zon. Hij staart nu alsof hij op een horizon ver achter mij kristallen paarden ziet lopen. Bewegingloos droomt hij voor zich uit. Nog steeds een mooie man. Mevrouw Wunderbar breekt de transcendentie. Het wuifhandje gaat omhoog, een kuch en dan weer de galm vooraf: 'W-u-n-d-e-r-b-a-r, W-u-n-d-e-r-b-a-r.'

Vijf jaar geleden zei hij in een interview dat hij niet mooi genoeg meer was voor jongens. 'Heb ik dat gezegd? Dat moet dan in een bui geweest zijn. Liefde en seks hebben een andere plaats gekregen in mijn leven. Ik heb niet veel contact meer met lieve jongens. In het huis kom je ze niet tegen. Ik ben er ook niet op zoek naar. Maar ik wijs het niet af. Ik zie wel. Waanzinnig verliefd worden? Het zit er nog allemaal in. Het kan me morgen weer overkomen. Alles is nog intact, hoor.'

Aangeraakt worden
'De tederheid mag morgen weer komen binnenvaren. En dan heb ik het niet over tederheid als abstractie. Ik wil het voelen. Aangeraakt worden, daar gaat het om. Twee hoofden op een kussen: heel belangrijk. Het verlangen naar heerlijk minnen is tijdloos, ook als je denkt dat je buiten de tijd staat. Ik zie mij nog terechtkomen in een geweldige romance in Juan-les-Pins. Of in Nice. Waarom niet in Buenos Aires? Alles kan.

'De grote ontmoetingen in mijn leven? Elke keer als ik verliefd werd. Niet altijd op een persoon, soms op een situatie, op mijn werk, op muziek. Op jongens en meisjes. Ik ben goed toebedeeld, heb altijd de kunst begrepen van herkennen en ontvangen. Mijn leven druipt van liefde. Een leven zonder kinderen, ja en dat is jammer. Want ik zou een fantastische vader geweest zijn voor mijn kinderen. Ik kan, net als kinderen, ontroerd zijn door de kleine dingen van het leven. Dankbaarheid is mijn overkoepelende attitude. Dankbaar voor alles wat dicht bij me ligt. Het is bijna een religieus gevoel. Daarom blijft Juliana mijn koningin. Zij is de moeder van de dankbaarheid. Zo diep dankbaar als zij kon zijn, dat kom je niet vaak tegen.'

Bhagwan
Dankbaar voor het mysterie en de dood is hij ook. 'De waarheid is mij te groot om te omvatten, daarom omarm ik het mysterie. Het mysterie toelaten, is een vorm van genade. Door te mediteren heb ik mijn eigen hogere wezen ontdekt. Met dank aan ex-Bhagwan Osho. Van hem heb ik de techniek vipassana geleerd. Het is een heel prettig gevoel om opeens gedachteloos te zijn. Om de opperste staat van onthechting te bereiken.

Meditatie is niet alleen spiritualiteit, het is ook verzoening met de materie die haar juiste plek krijgt toegewezen. Of meditatie geluk is? Dat mag u mij niet vragen. Ik weiger in definities van geluk te denken. Ik analyseer niets, mezelf niet, mijn werk niet, de toestand in de wereld niet. Ik ben alleen nieuwsgierig. Juist naar de dood ben ik nieuwsgierig. Hoe zal het dan met me gaan? Wat gebeurt er in dat overgangsstadium? Zal ik het bewust meemaken? Ook ik zal vervormen, maar misschien ontstaat er dan wel een andere schoonheid. Ja, wie weet werp ik een ander licht op de mensen om me heen. Het zou wel een kunstje zijn, de dood verlossen uit haar duisternis.’

Het leven regelt zichzelf is altijd het adagium geweest van de poëtische kolossus. Dan kun je tegen een stootje. Ramses Shaffy is in een voorstad van Parijs geboren, als zoon van een Poolse aristocrate met Russisch bloed en een Egyptische diplomaat. Zijn moeder was al zwanger toen ze op haar huwelijksdag de benen nam en nooit meer terugkeerde. Ramses zag zijn vader pas toen die 93 was. De eerste zes jaar leefde hij met zijn moeder in Cagnes-sur-Mer en Cannes. In de meest luxueuze hotels. Op zijn zesde werd hij op de trein gezet richting Noorden, naar een tante in Utrecht. De tante kon het rebelse joch niet aan en hij werd in een kindertehuis geplaatst. Later werd hij geadopteerd door een Leidse familie.

Geen weeskind
Gedumpt worden door je eigen moeder is een wond voor het leven. Hij voelt zich geen weeskind. 'Ik ben door hele liefhebbende moeders opgevoed. Ik hield erg veel van mijn biologische moeder en zij van mij. Dat mocht de wereld weten. Mijn pleegfamilie was een zeldzaam cadeau. Een wonder dat het gebeurde. Mijn pleegmoeder maakte schitterende muziek en mijn pleegvader was een briljante wetenschapsman. Beide moeders speelden piano. Ik ben groot geworden met zang en piano. Nog steeds is de piano voor mij het instrument der instrumenten.'

Voor de derde keer zegt hij: ‘Zal ik iets voor u spelen?’ Hij staat op, kijkt om zich heen en gaat weer zitten. Bedroefd: ‘Het is het moment niet. Het is het uur van de dametjes. Nu krijg ik ze niet meer stil. En ik wil de dametjes ook niet onderbreken.’

Terug naar de herinnering. ‘Ik was de vijftig al voorbij. Een man van de ambassade belt: "Ik weet dat uw vader leeft en ik weet ook waar hij woont. In Parijs." Spoorslags ben ik naar Parijs vertrokken. Nog dezelfde avond stond hij voor me. Hij wist helemaal niet dat ik zijn zoon was. Hij keek me indringend aan en sprak toen de gevleugelde woorden: "Het is of u mij bent en ik u." Enkele weken later was hij dood. Parijs zal altijd mijn stad zijn, daar liggen mijn roots.’

Liefde en tederheid, wanhoop en spijt
Een dichter schreef: 'Ramses moet de hele wereld om zich heen gesloopt hebben. En hij bleef zelf overeind.' Ramses schitterde bij de Nederlandse Comedie, waar hij vele jaren werkte. Nationaal bezit werd hij met Shaffy Chantant: een mix van vernieuwende muziek, poëzie en cabaret. Le tout Amsterdam omarmde de Brel van de polder en meer nog de legende die hem van escapade naar escapade overschaduwde. Shaffy werd cult. Met en zonder Liesbeth List zong hij de ene plaat na de andere vol. Vele van zijn liedjes werden klassiekers. Altijd ging het over liefde en tederheid, over wanhoop en spijt, over Amsterdam. Een oeuvre.

'Om u de waarheid te zeggen, ik ken de teksten van mijn oeuvre niet meer. Als ik weer iets ga doen, moet ik er echt aan werken. Ik ken niets meer uit mijn hoofd. Terwijl mijn liedjes het dagboek van mijn leven zijn. Mijn leven lang heb ik door de stad gezworven. Niet alleen door Amsterdam, ook door andere steden. Pure verkenningstochten waren het. Mijn liedjes zijn een wandeling door de stad. '’t Is stil in Amsterdam, de mensen zijn gaan slapen,' zingt hij. 'Voor dat nummer heb ik uren naar de ramen gekeken, geen leven te bekennen.'

Entertainen
'Ik ben nooit een zanger met een boodschap geweest. Ik wilde de mensen vermaken. Entertainen. Zij het altijd met een poëtische zwaai. Er zat ook veel onzin in de teksten. Ik kon niet zonder. Het absurdisme is een stuk van de ziel, ja. Ik heb het nog steeds: soms barst ik uit elkaar van vreugde en van onzin. Heel veel onzin.'

Dromerig: 'Onzin, mijn diepe kern. Ik heb er hier veel baat bij. Het gebeurt dat de demente vrouwtjes mij duidelijk maken wat voor onzin ik zeg. Dan kijken ze me aan met een blik van: o, gaat het die kant op, dan doen wij niet meer mee, hoor. Ze hebben gelijk: het moet niet te oeverloos worden. Maar door die onzin hebben we wel contact.'

‘Dat hoor ik u graag zeggen: in mijn gezicht liggen de lijnen van een clown. Maar de clown is toch een ander wezen, de onzin voorbij. De clown is misschien wel de mooiste uitvinding die de mens heeft verzonnen. Maar mij gaat het niet om de tragiek van de clown, mij gaat het om de onzin. Als kind schreef ik al onzingedichten: ongerijmd. Ik ben eraan verslaafd en ik denk te weten waarom: onzin heeft een soort koorts in zich. De koorts die extase ook heeft.’

Kijkend naar de andere kant, begint hij te zingen. In het Jiddisch. Hij vertaalt: er staat een kacheltje, in de kamer is het warm, een jodenjongetje glimlacht, niets aan de hand met de wereld. ‘Mooi hè. Dat mag u wel zeggen, ik ben van de wereld. Een Rus van gemoed, maar ook met Arabische kanten en een diepe joodse verwantschap.

'Kwispusjuaaai.'

Documentaire
Op 25 september 2002 ging op het Nederlands Film Festival de documentaire Ramses in première, van Pieter Fleury. Het is een schitterende overzichtsfilm geworden van een artiestenleven met warme getuigenissen van vrienden en collega’s. De film eindigt met Ramses aan de piano. Hij zingt: ''t Is stil in Amsterdam, de mensen zijn gaan slapen.' Uit zijn oog druppelt een traan. Een reus die weent, dan gaat de keel helemaal dicht.

Aan die tranen wil hij niet worden herinnerd. ‘Ik ben heel erg benieuwd naar de film. Natuurlijk zal ik op de première zijn. Liesbeth List is al bezig nieuwe kleren voor me te kopen. Na de voorstelling moet ik buigen.

'Er komt ook nog een tentoonstelling op mij af. Ik weet niet waar, maar het wordt allemaal georganiseerd. Een cd-album met mijn verzameld werk, ook dat. Ik vind het wel leuk wat er gebeurt. Ik ben er klaar voor. Ik wil zelf ook weer het theater in, zingen, dansen, toneelspelen vooral. Hier in het huis heb ik gemerkt hoe blij mensen zijn als ik speel. Al die gezichten klaren dan op, al die ouwe benen komen tot leven.

'Ik wil weg. Terug naar mijn huis. Mijn huis is nog onbewoonbaar, ik kan mijn eigen bed niet meer in, maar er wordt aan gewerkt. Het zit er dik in dat ik over een paar weken weer thuis ben. Met de directie hier moet ik nog een eindgesprekje voeren. Iemand zei me dat Huub van der Lubbe bij Adriaan van Dis een fragment had gekozen van mijn lied 'Mens, durf te leven'. Nou dat durft Ramses wel, hoor. Mijn optimisme is onverwoestbaar. Dat heb ik van mijn beide moeders.'